I. m. tassen (1 stapel, hoop; 2 graanschuur met de stallingen):
1. een tas roggeschoven, een tas stenen;
2. schuur en tas.
II. v. tassen (huwbaar meisje, jonge vrouw met de bijgedachte aan flinkheid, levenslust; meid; bijdehante vrouw): e. wakkere tas.
III. v. tassen (Fr. tasse, oorspr. Perzisch: kop[je]): een tas koffie; gew., Z.-N.
IV. v. tassen, tasje (zak of buidel tegenw. in N.-N. inz. afzonderlijk voorwerp; Z.-N. zak 2): een weitas, een herderstas.