m. taalvormen (1 benaming van de bestanddelen van een bepaalde taal, de woordvormen en uitdrukkingswijzen; 2 wijze van zich in taal uit te drukken):
1. een hypercorrecte taalvorm als bijfstuk voor biefstuk; Nederlandse taalvormen;
2. zijn vreugde en leed uiten in weinig beschaafde taalvormen.