o. signalen, signaaltje (Fr. signal: 1 teken, sein, inz. in toepassing op geluiden b.v. het luiden ener bel; 2 toestel of instrument, waarmee tekens worden gegeven of dat tot teken strekt):
1 de chauffeur gaf een signaal met de hoorn;
2 het signaal bestaat uit een ronde schijf;
lees sien-jaal'.