I. v. scharen (afdeling opgestelde, samen marcherende, strijdende krijgslieden; aaneengesloten of althans samenhangende menigte; in het alg. menigte); zie schare.
II. v. scharen, schaartje (1 knipwerktuig; 2 kouter; 3 tot grijpen ingericht paarsgewijs voorkomend orgaan van sommige gelede dieren [schaaldieren]):
1. een effectenschaar, een borduurschaar; zegsw. daar hangt de (gouden) schaar uit, fig. het is er duur;
2. een ploeg met ijzeren schaar;
3. de scharen der kreeft.