o. schapen (woldragend, tweehoevig herkauwend zoogdier; Lat. ovis aries; hulpeloos, weerloos, deerniswaardig persoon): het mannetjesschaap heet ram, het wijfjesschaap ooi, het jong lam; zegsw. de schapen scheren, winst behalen; een schaap van een kind, bloed; dat arme schaap; zo'n mal schaap! scherts, het verloren (of: verdoolde) schaap is terecht, wat zoek was, is teruggevonden, zie Luc. 15 : 4-6; als schapen ter slachtbank leiden; schaap en wolf, spel op het dambord; zie dam, droge, mak, scheiden 4, schurftig.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk