Gepubliceerd op 11-11-2021

park

betekenis & definitie

o. parken (bijvorm van perk: 1 afgeperkte ruimte, warande, waar dieren in het wild leven inz. dienende als jachtterrein; 2 een uitgestrekt terrein bij of om een kasteel of landhuis, bestaande uit bos of weiland, meestal door vijvers en kunstmatige aanleg verfraaid; 3 stuk grond van vrij grote afmeting bij of in een stad, beplant met bomen, heesters enz., openbare uitspannings- en wandelplaats; 4 mil. terrein, waar het geschut, de voertuigen, werktuigen enz. der artillerie zich bevinden; depot van materieel der artillerie, der genie, der aviatiek enz.; 5 afgeperkt stuk of vak v. e. dijk; 6 gew. in verbinding met een eigennaam: een op zich zelf staand buurtje van bescheiden huisjes):

1. vrije visserij in de parken;
2. de prachtige parken bij en om de kastelen te Versailles;
3. een der grootste parken van Europa is de Dierentuin te Kopenhagen;
4. autopark; een park bombarderen;
5. een verdeling in kleine parken;
6. het Sophiapark aan de Singelgracht.