Gepubliceerd op 11-11-2021

paf

betekenis & definitie

1 (nabootsing v. e. plotselinge slag of smak, knal v. e. vuurwapen), tw.: pief paf poef!

2 m. paffen (1 geluid v. e. afgeschoten vuurwapen; 2 slag, klap):
1 ik hoorde een paf;
2 iem. een paf om de oren geven;
3 bn., bw. (1 versteld, onthutst, sprakeloos-verbijsterd; 2 opgeblazen, dik, opgezet; 3 lusteloos, loom): 1 paf staan over iets; ik ben er paf van;
2 paffe wangen;
3 die warmte maakt iem. paf.

< >