m. -en (paardendokter; [militair] veearts);
paardenbloem
v. -en (samengesteld-bloemige plant in het wild op weilanden groeiende, Lat. taraxacum officinale; ook gew. van andere planten o.a. zwartkoren);
paardenboon
v. -bonen (zaad ener bekende peulvrucht, van zekere verscheidenheden der plant vicia faba, inz. als dierenvoedsel);
paardengast
m. -en (Z.-N. paardenknecht);
paardenhaar
o. paardenharen (haar, inz. uit de staart v. e. paard; weefsel van zulk haar);
paardenharen
bn. (van paardenhaar; met paardenhaar opgevuld): een paardenharen horlogeketting;
paardenhorzel
v. -s; z. horzel en pardoen III;
paardenjongen
m. -s (O.-I. stal- of paardenknecht);
paardenkastanje
(wilde kastanjeboom; Lat. aesculus) 1 (boom), m. -s; 2 (vrucht), v. -s;
paardenkoorts
v. (Z.-N. hevige koorts);
paardenmarkt
v. -en (markt, waar paarden verhandeld worden): de paardenmarkt te Beusichem;
paardenmiddel
o. -en (eig. een geneesmiddel voor paarden; fig. [al te] krachtig werkend geneesmiddel);
paardenoog
o. -ogen (Z.-N. fig. stuk van 5 fr.);
paardenpeen
v. -penen (grote, witte peen, die tot paardenvoeder dient; Lat. daucus carota);
paardenposterij
v. -en (post, die met paarden bediend wordt; O.-I. postdienst per
postwagen);
paardenschilder
m. -s: Ph. Wouwerman, 1619-’68, is een beroemd paardenschilder;
paardenslachter m. -s (iem., die paarden slacht, om het vlees te verkopen);
paardenslachterij
v. -en;
paardenspel
o. -spellen (circus; [kermis]tent, waarin paarden kunsten verrichten, kunstrijders toeren doen enz.);
paardensport
v.;
paardenstal
m. -stallen (stal voor één of meer paarden);
paardenstamboek, o. —en (stamboek van raspaarden; register, waarin de afstamming der raspaarden wordt aangetekend);
paardentram
v. -s (tramweg, waarlangs de wagens door een paard worden voortbewogen; de wagens, de maatschappij);
paardentuiser
m. -s (Z.-N. paardenkoopman);
paardenvlieg
v. -en; zie daas en brems;
paardenvolk, o. (mil. ruiterij);
paardenvracht
v. -en (vracht voor paarden; vracht, zoveel als een paard dragen kan; fig. uiterst zware vracht);
paardenwed o. —wedden (waadbare plaats voor paarden);