overtuigde, h. overtuigd (1 door het aanvoeren v. onomstotelijke bewijzen aantonen, dat iets waar is; 2 iem. brengen tot erkentenis van schuld; 3 refl. zich nauwkeurig op de hoogte stellen, dat iets zo is, zelf de bewijzen nagaan):
1 iem. van de waarheid van iets overtuigen; volkomen overtuigd;
2 e. knecht v. diefstal overtuigen; wie van u overtuigt mij van zonde, Joh. 8 : 46;
3 nu, ga u zelf overtuigen.