liet over, h. overgelaten (1 overig laten, laten overblijven; 2 over iets laten gaan, rijden enz.; 3 laten zorgen voor; 4 Z.-N. de exploitatie v. e. zaak aan iemand verkopen):
1 niets van het eten overlaten;
2 men liet na 6 uur niemand meer over;
3 ik zal dat aan jou overlaten;
4 een winkel overlaten;
nog; iemand aan zijn lot overlaten, zich niet meer om hem bekommeren.