loste op, h. (1, 3, 4), i. (2) opgelost (1 een vaste of vloeibare stof met een vloeistof tot een vloeibaar, homogeen mengsel verenigen; in fijne delen scheiden; 2 opgelost worden; 3 verklaren; ontwarren, tot een bevredigend einde brengen; 4 muz. een dissonerend akkoord volgens de regelen der harmonieleer doen overgaan in een consonerend akkoord):
1. suiker oplossen;
2. zout lost op in water;
3 een zwarigheid oplossen, een raadsel oplossen;
4. een accoord oplossen; refl. suiker lost zich op in water.