Gepubliceerd op 11-11-2021

muur

betekenis & definitie

I. m. muren, muurtje;

1. stenen wand, rechtopstaand metselwerk van zekere hoogte, dikte en lengte, gewoonlijk dienende tot afsluiting: een brand-, een gevel-, een stadsmuur; een blinde muur, d. i. zonder ramen; hij zit tussen de vier muren, in de gevangenis; zegsw. de muren hebben hier oren, men wordt hier beluisterd; met het hoofd tegen de muur lopen, wanhopig zijn, niet weten, wat aan te vangen;
2. binnenzijde van een kamermuur, wand: goedkope gravures aan de muur; zie Chinese muur, kastje.

II. v.; murik: plantennaam inz. hoenderbeet, vogelmier; Lat. stellaria.