o. liederen (1 gedicht van eenvoudige lyrische of lyrisch-epische inhoud [in strophen verdeeld en voor de zang bestemd]; de melodie met het lied; de melodie alleen; 2 gedicht inz. van lyrische of lyrisch-epische inhoud, niet in de eerste plaats voor de zang bestemd; 3 het gezang v. e. vogel; 4 het onafgebroken melodisch geluid, dat door iets wordt voortgebracht; in de verkl. heeft lied de bet. v. 1. en 2, maar veelal uit bescheidenheid of in minder gunstige zin gebezigd):
1. het volkslied, beter nationaal lied; het drinklied en danslied, bruiloftslied; een vrolijk liedje; zegsw. zijn hoogste liedje zingen, vrolijk gestemd zijn; dat was het einde van het liedje, zaak; iem. een ander liedje doen zingen (Z.-N. liedje leren), hem noodzaken zijn gedrag te veranderen; 't is weer 't oude liedje, hetzelfde als te voren; het liedje is uit, nu is 't gedaan; een kort liedje is spoedig gezongen, een korte smart is spoedig geleden; zie verlangen 2;
2. Vijf en twintig jaar, een lied in 1840, van da Costa;
3. het kwelend lied der nachtegalen;
4. het lied der zee.