kenmerkte, h. gekenmerkt (1 iets van een uiterlijk kenteken voorzien; 2 tekenend bepalen of aanwijzen, karakteriseren; 3 refl. zich op karakteristieke wijze onderscheiden door):
1 een boek kenmerken;
2 deze uiting kenmerkt den man;
3 de eerste jaren van zijn bestuur kenmerkten zich door;
nog: als tegenw. deelw.
1 bijvoegl. gebruikt: een kenmerkende eigenschap, tekenend, karakteristiek;
2 als zn. o.: het kenmerkende van het geval, het typische;
3 als bijw. zich kenmerkend onderscheiden, op karakteristiek-onderscheidende wijze.