Gepubliceerd op 11-11-2021

I. dam

betekenis & definitie

m. dammen, dammetje (1 in [meestal niet: langs] een water gelegde waterkering; 2 aanplemping, smal stuk grond als toegang tot een door sloten of water omgeven wei- of bouwland):

1 stuw-, strek-; een - leggen; zegsw. een - tegen iets opwerpen, de voortgang tegengaan;
2 een - is meestal afgesloten met een hek; zegsw. het hek is v. de(n) -, niets belet het uit- en ingaan, fig. het toezicht ontbreekt; spreekw. Als één schaap over de(n) - is, volgen er spoedig meer, als eerst maar één voorgaat, dan volgen er meer.