o. in bet. 1 en 2 greinen, greintje (Fr. grain [in bet. 4 v. Fr. grainel, Lat. granum: 1 zaadkorrel; 2 kleine gewichtseenheid; inz. medicinaal gewicht, 1/20 scrupel of 0.065 gram; 3 geringe hoeveelheid inz. in verkl.; 4 weefsel van kemels- of geitenhaar en wol):
1. greintje bij greintje, vero.;
2. twee greintjes kinine;
3. hij heeft geen greintje verstand, ziertje;
4. een rok van grein.