o. (1 onhandig gesukkel, gemorrel; 2 getwist, geredetwist, gekrakeel, gekibbel; 3 moeite, last, drukte):
1. wat een gehaspel, eer dat huiswerk af is!
2. een langdurig gehaspel in de Kamer over dat ontwerp;
3. wat geeft dat testament een gehaspel!