v. -s (Fr. 1 wacht v. krijgslieden bij e. vorst of aanzienlijk persoon of lichaam;
2 keurbende inz. in het leger van Napoleon I; 3 fig. verbonden met oude: een aantal personen, die de ideeën en tradities van een vroeger geslacht op allerlei gebied vasthouden; ook: groep vast aaneengesloten parlementariërs, die jarenlang zitting hebben in de volksvertegenwoordiging):
1. de vorsten richtten reeds vroeg hun garde op, meestal lijfwacht;
2. de Pruisische garde; de garde van Napoleon bij Waterloo; 3. de oude liberale garde; de oude garde en de jongste school; nog: de nationale garde, in Frankrijk een soort schutterij, burgerwacht; Z.-N. in het alg. bewaker en dan m.: pas op voor den garde; garde-champêtre, veldwachter, in Z.-N. champetter, champieter.