Gepubliceerd op 11-11-2021

fortuin

betekenis & definitie

Fr. fortune, Lat. fortu'na,

I. o. -en (1 geldelijk vermogen; 2 [onvoorzien] geluk);
1. zijn fortuin was niet groot; fortuin maken, bezit verwerven;
2. fortuin (of: zijn fortuin) zoeken, zijn geluk zoeken, trachten vooruit te komen, hoe ook; fortuin maken, voorspoed hebben; op fortuin varen, op goed geluk; een soldaat van fortuin, door geluk in de krijgsdienst ver gekomen; op goed fortuin;

II. v. (1 myth. Fortuna; 2 lot; noodlot):

1. zie Fortuna;
2. de wisselvalligheid der fortuin; de fortuin lacht hem toe.

< >