m. (Ned.) factoren, in bet. 3 factors; (Lat.) factores (Lat. eig. maker; 1 rek. elk der getallen, door welker vermenigvuldiging een product ontstaat; vermenigvuldiger; 2 omstandigheid welke invloed op de uitslag van iets uitoefent, medewerkt om een bepaalde toestand in het leven te roepen enz.; medeoorzaak; inwerkende kracht; 3 letterk. dichter-leider ener rederijkerskamer);
1. een getal b.v. 64 in factoren ontbinden;
2. een factor van betekenis;
3. de Casteleyn, (1488-1550), was factor van de kamer Pax Vobis; zie ook factoor.