v. -en (1 menigte, troep inz. van dieren; kudde; 2 handeling van drijven inz. op een vloeistof; gang, beweging; 3 enigsz. verheven: opgewektheid, voortvarendheid; 4 hartstocht, passie; 5 toornachtige opwelling of heftige uiting van ongeduld; ook: de neiging daartoe):
1. een — ossen, een — ganzen, zwanen; een — wolken, drijvende menigte;
2. er is — in de wolken, er is — in het water, er is — in het kruiend ijs;
3. met — te werk gaan; met vuur en — spreken, verg. geestdrift;
4. zijn driften in toom houden; boze driften;
5. hij zei het in —; in — geraken; de nerveuze — van zijn natuur.