v. -kappen (draaibare kap [van een windmolen]);
-kever, m. -s; zie schrijverke(n);
-kolk, v. -en (wieling, maalstroom);
-kooi, v. -en (kooi, draaiend om een spil, vero. strafwerktuig);
-kruis, o. -en (kruisrad, tourniquet, draaihaspel: paal met beweegbaar gelijkarmig kruis er bovenop, dienend om een voetpad voor alles behalve voor den voetganger, af te sluiten);
-kruk, v. -krukken (krukarm v. e. wiel);
-lings, bn. (Z.-N. draaierig): — van het dansen;
-molen, m. -s (mallemolen); -orgel, o. -s (orgel, dat bespeeld wordt door een kruk rond te draaien);
-schijf, v. -schijven (van rails voorziene schijf, draaiend om een verticale as, met behulp waarvan men locomotieven laat keren of op een ander spoor brengt; draaiende schijf, met behulp waarvan de pottebakker potten vervaardigt);
-stroom, m. -stromen (maalstroom; ook: zekere vorm van electrische stroom);
-trap, v. -trappen (wenteltrap);
-ziekte, v. (dolheid bij schapen).
