Gepubliceerd op 11-11-2021

dialect

betekenis & definitie

o. -en (Fr. dialecte, Gr.-Lat. dialectus v. Gr. dialegomai = ik spreek met: 1 taal, gesproken door een geografisch bepaald onderdeel ener natie en afwijkende van de beschaafde spreektaal: tongval, streektaal;

2 taalk. een van onderling verwante uit één gemeenschappelijke grondtaal voortgekomen talen):
1 het - van West-Kapelle;
2 Frans, Spaans zijn -en v. h. Vulgair-Latijn. (c = k).

< >