Gepubliceerd op 11-11-2021

boter

betekenis & definitie

v., botertje (1 vetstof, door karnen uit room verkregen, hetzij al of nog niet gewassen, gekneed, gezouten, gekleurd, natuurboter, 2 vetstof, bereid uit plantendelen of andere stoffen; kunstboter):

1. sterke boter; boter karnen, kneden; Z.-N. boter opsteken, inmaken; Hollandse boter, grasboter; zegsw. daar is een haar(tje) in de boter, daar hapert iets; met zijn neus in de boter vallen, geluk hebben, een buitenkansje hebben; boter bij de vis, contante betaling; ‘t is boter aan de galg (gesmeerd), vergeefse moeite; er de boter uit braden, het er eens van nemen, vetpot hebben; boter op zijn hoofd hebben, niet zuiver van geweten zijn, in een glazen huis wonen; z. boom III;
2. plantenboter, cacaoboter.