I. ploos af, heeft afgeplozen;
1. door pluizen wegnemen, bij pluisjes er van af plukken: het vlees van een been afpluizen;
2. voorwerpen ontdoen van hetgeen er aan vastzit bij pluisjes of vezeltjes: een patrijsje afpluizen;
II. pluisde af, heeft afgepluisd; van pluisjes reinigen: een jas afpluizen.