knoopte h. -geknoopt (1 door middel van een knoop aan iets vastmaken of verbinden; 2 verbinden, 3 beginnen [hetgeen enige duur heeft]):
1 gij moet er dit stuk touw nog -; Z.-N. iem. iets -, op de mouw spelden;
2 ik zal er nog een dagje -, aan toevoegen;
3 vriendschap, onderhandelingen (weder) -; — knoping, v. -en.