v. a’s (1 als klank: eerste der klinkers;
2 als teken: eerste teken van het A.B.C.;
3 de gezamenlijke woorden in een woorden-
boek enz., die met een - beginnen):
1 de - wordt met wijdgeopende kaakstand uitge-
sproken',
2 schrijf dit met twee a’s;
3 de - is eindelijk af : zegsw. geen - voor een b kennen.
eig. het abc niet kennen, fig. niets geleerd hebben; van — tot z kennen, lezen enz., v. h.
begin tot het einde; wie - zegt moet ook b zeggen, eens begonnen,moet men ook voortgaan; (algebr.) aanduiding van de eerste der bekende grootheden (x = de onbekende); (muz.) zesde toon in de gamma van c, ook la: in Lat. opschriften bet. A 500, Ā 5000.