Gepubliceerd op 14-06-2016

Vorstdagen

betekenis & definitie

Op een vorstdag daalt de temperatuur op de normale waarnemingshoogte van anderhalve meter boven de grond tot onder het vriespunt. De periode waarin vorstdagen mogelijk zijn duurt meestal van oktober tot en met april. Soms komt de temperatuur ook in mei of september onder nul.

De uiterste data waarop het in De Bilt vroor waren 28 mei in 1961 als laatste dag vóór de zomer en 16 september 1971 als vroegste dag voor de winter. Op die septemberdag noteerde Winterswijk zelfs min 2,4 graden. Op 18 juni 1955 werd in Witteveen nog -0,8 graden gemeten, de laagste temperatuur van de zomer in ons land. Juli en augustus zijn de enige maanden die in het hele land nog altijd vrij van vorst zijn gebleven.

Gewoonlijk telt oktober in De Bilt twee vorstdagen, november vijf, december dertien, januari dertien, februari dertien, maart acht en april vier. Een jaar telt hier dus 58 vorstdagen. Vooral na een lange koude winter kan het ook in het voorjaar nog herhaaldelijk vriezen, waardoor het totale aantal vorstdagen over het winterhalfjaar (november-april) hoog oploopt. Zo leverden de drie lentemaanden na de strenge winter van 1929 in De Bilt nog 34 vorstdagen op, waardoor het totaal in een half jaar uitkwam op 108. Het winterhalfjaar van 1924 leverde zelfs 111 vorstdagen op.

In de winter van 1996 liep het aantal vorstdagen tussen november 1995 en april 1996 in De Bilt op tot 106. Twente noteerde 121 en Eelde 119 vorstdagen. In de barre winter van '63 leverde dezelfde periode in Eelde 108 vorstdagen op. De vorige winter (december 2013-februari 2014) telde in De Bilt slechts 10 vorstdagen tegen 38 normaal.