Het deel van het nationale inkomen dat de consumenten niet wensen te besteden voor consumptie, zijn de besparingen. Sparen kan gedefinieerd worden als niet-consumeren.
De macro-economische spaarfunctie wordt uitgedrukt in de volgende gedragsvergelijking:
S = Y - C
waarin Y = nationale inkomen, C - consumptie en S = spaarfunctie.
Stel de macro-economische consumptiefunctie is:
C = 3/4 Y + 10
en de investeringsfunctie: I = 40
De spaarfunctie is:
S = Y - C = Y - 3/4Y - 10 = 1/4 Y - 10Uit de grafiek valt af te lezen:
Bij Y < 40 geeft de consument meer uit aan consumptie dan het nationale inkomen bedraagt. Er treedt dus ontsporing op.
Bij Y > 40 treden er besparingen op.
Als de evenwichtssituatie wordt gekenmerkt door de gelijkheid van de voorgenomen besparingen en de voorgenomen investeringen, wordt de evenwichtssituatie als volgt berekend:
S =1
S = 1/4 Y - 10
S =1 = 40
40 = 1/4 Y- 10
Y =200
Er is inkomensevenwicht bij Y = 200. Als de produktie per werknemer ƒ 50.000 bedraagt, kunnen bij een nationaal inkomen van 200 miljard gulden
$$$\frac{200.000.000.000}{50.000} = 4.000.000$$$
mensen aan werk geholpen worden. Er is sprake van bestedingsevenwicht, als er 4 miljoen mensen aan het arbeidsproces deelnemen.