een vierhoekige, linnen doek met een kruisje in het midden (of beter, in ’t
midden van den bovenrand), die hals en schouders bedekt en door twee bandjes wordt vastgehouden; het eerste der → liturgische gewaden, waarmee de priester zich voor het H. Misoffer bekleedt. Ordensgeestelijken, die een → kapoets (capuce) dragen, binden de A. over de capuce en laten deze over de → kazuifel neer, zoodat de A. zichtbaar is. Oudtijds werd de A. om het hoofd gedragen. Zie ook Liturgische Gewaden.