Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Zonnestilstand

betekenis & definitie

1° (s t e r r e n k.) ook: zonnewende of solstitium genoemd. Omdat de baan van de zon aan den hemel, de ecliptica, scheef staat op den aequator, verandert de middaghoogte van de zon in den loop van het jaar.

Tot 21 Juni neemt die hoogte toe, daarna weer af tot 22 Dec. (resp. zomer- en wintersolstitium). Daarom spreekt men op die dagen van z., hoewel er van een eigenlijken stilstand in de zonsbeweging geen sprake is. P. Bruna.

Volksgebruiken. Voor een natuurvolk als de Germanen was het korten en het weer lengen der dagen van zoo groote beteekenis, dat het reden was tot feestviering met offermalen, om kwade weersinvloeden te bestrijden en de vruchtbaarheid van land en vee te verkrijgen. Midzomer- en Midwinterfeest waren voor hen de belangrijkste jaardata. Later zijn deze feesten gekerstend. Vsch. volksgebruiken op het St. Jansfeest, Kerstfeest, Nieuwjaar en Driekoningenfeest danken daaraan hun ontstaan (zie St. → Jansgebruiken; Joannesnachtdansen; Kerstgebruiken; Jaarsdag; Driekoningenfeest, en verder → Joelfeest; → Bevruchtingsritus). Knippenberg.

2° Z. in het boek Josue. Bij de verovering van Kanaan kwam Josue de Gabaonieten te hulp, die met hem een verbond gesloten hadden en daarom door naburige koningen aangevallen werden. Deze laatsten werden door Josue verslagen en op hun vlucht langs de helling van Bethoron door een geweldigen hagelregen getroffen, zoodat er meer door den hagel gedood werden dan door het zwaard. De dag spoedde ten einde en Josue wenschte de vijanden voorgoed onschadelijk te maken. Daarom bad hij om verlenging van daglicht: „Sta, zon, boven Gabaon! Maan, boven de vallei van Ajalon.” Zoo geschiedde. De zon bleef staan en haastte zich niet onder te gaan gedurende een dag. Noch voorheen noch daarna was er zulk een dag (Jos.10.12-14). Het verhaal van dit wonder is ontleend aan „het boek van den rechtvaardige”, dat niet bewaard gebleven is, doch blijkens andere aanhalingen (2 Reg.1.18 en 3 Reg.8.63) een liederenbundel bevatte over de heldendaden van oude Israëlieten. Om den dichterlijken aard van deze aanhalingen moeten we: „zon en maan” beschouwen als synoniem voor: licht en „Gabaon en Ajalon” als aanduiding van één en dezelfde plaats. Dat de zon een dag lang bleef staan, kunnen we als dichterlijke voorstelling nemen. De Vulgaat voegt erbij: „zoo lang” (een dag), welke woorden in het Hebr. ontbreken. Ongetwijfeld wordt hier een bovennatuurlijk ingrijpen van God verhaald. Waarin dit wonder bestond, wordt verschillend verklaard. Velen vatten het stilstaan der zon (of juister der aarde) letterlijk op. Hiertegen opperen anderen het bezwaar, dat dit wonder een kosmische verstoring veronderstelt, die niet evenredig is aan het doel: de volkomen overwinning door Josue, en die derhalve niet door God gewrocht zal zijn. Daarenboven veroorlooft de dichterlijke vorm der aanhaling ons onderscheid te maken tusschen het feit zelf en de uitdrukkingswijze. Meer waarschijnlijk is derhalve, dat de beweging der zon (of juister der aarde) normaal bleef, doch dat door een ingrijpen van God het daglicht voortduurde bijv. door andere straalbreking. Anderen leggen nadruk op den hagelregen, die met duisternis gepaard ging. Zoo scheen de zon onder te gaan en na de bui weer op te gaan, zoodat „één dag gelijk werd aan twee” (Eccli.46.6).

Van beweging van zon en maan in astronomischen zin is in deze dichterlijke beschrijving geen sprake. Door het proces van → Galilei hebben Josue’s woorden een ongegronde vermaardheid gekregen.

Lit.: A. Schulz, Das Buoh Josue (1924). Kroon.

< >