Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Wieringermeer (polder)

betekenis & definitie

of Noordwestpolder, eerste Zuiderzeepolder, kleinste der vier ontworpen polders in de voormalige Zuiderzee, liggend in het N.O. van de prov. N.

Holland, Z. van → Wieringen ofwel in het uiterste N.W. der vroegere Zuiderzee. In 1927 werd begonnen met het storten van het dijklichaam; in 1929 was de dijk (met een kruinhoogte van ong. 4,30 m +N.A.P.) voltooid.

In 1930 (10 Febr.-21 Aug.) werd het gebied drooggemalen: onafgebroken werkten het electrische gemaal Lely (capaciteit 1200 m3 per minuut) en het dieselgemaal Leemans (500 m3). Voor ontzilting, ontwatering, verkaveling had men 2 jaar noodig (hoewel in 1930 al met succes rogge werd gezaaid).

De polder werd in 4 afdeelingen gesplitst elk met eigen peil: het laagste peil werd vastgesteld op 6,70 —N.A.P., d.i. 1,40 m beneden maaiveld (dit gedeelte is het laagste poldergebied van Ned.). De lengte der kanalen bedraagt 88 km (op 4 plaatsen, o.a. bij Medemblik, kunnen de schepen den polder verlaten), de lengte der tochten en slooten 1134 km, die der greppels ong. 14.000 km.

Aan drainbuizen werd ong. 10.000 km geplaatst. Thans is er een net van ong. 250 km tertiaire landwegen.

De bodem bestaat vnl. uit oude zeeklei (vooral midden en Zuiden) en zavelgrond (14-40 % klei); op een enkel plekje in het Z.W. komt keileem aan de opp.; in N. en N.W. ligt hier en daar veen, resten van een grooter veen, dat in de middeleeuwen bewoond is geweest. De opp. van den W. is 21.001 ha, omvattend de modern en volledig ingerichte, kant en klaar neergezette dorpen Wieringerwerf, hoofdplaats van den polder en van de toekomstige gem. (met werf of terp, 200 m lang, 100 m breed, 7 m hoog, gebouwd met het oog op een mogelijke dijkdoorbraak), Middenmeer en Slootdorp.

Er wonen ruim 3500 inw., waarvan 62 % Prot., 33 % Kath. (in Slootdorp staat een Kath. kerk) en 4 % Israëliet (vnl. buitenlandsche Joden, tijdelijk wonend in het werkkamp Nieuwe Sluis).

Behoorde de W. tot 1 Jan. 1938 staatkundig tot 5 omringende gemeenten in afwachting en ter voorbereiding van een zelfstandige gem., sedertdien bestaat een openbaar lichaam, de Wieringermeer.

Er is vnl. landbouw en veeteelt. Van de opp. is 18.000 ha bestemd voor cultuurland, waarvan 500 ha voor bosch.

In 1937 was de stand van zaken als volgt: Onder leiding van de landbouwcultuurmaatschappij de Wieringermeer (d.w.z. nog in handen der regeering) 8030 ha, in pacht aan 156 boerderijen 6205 ha, los cultuurland 935 ha, bosch 400 ha, nog niet in cultuur 2430 ha. Begin 1938 waren reeds 213 boerderijen verpacht en was meer dan de helft van het land in handen van particulieren.

De pachters komen vnl. uit Groningen, Friesland en Noord-Holland, de landarbeiders uit alle deelen van Ned. Er vindt selectie plaats.

Dagelijks komen nog ruim 700 arbeiders uit omringende gemeenten. De boerderijen beslaan 8 tot 90 ha, zij zijn van het weideo✝ akkerbouwtype, maar het gemengd bedrij✝ overheerscht; alleen in het Z.W. en Z. van den polder is uitsluitend akkerbouw.

Veel gebouwen worden ook van overheidswege neergezet. Werd bij den ontginningsarbeid veel motorische bracht gebruikt, het paard wordt nu van steeds meer beteekenis en vormt de trekkracht op de particuliere boerderijen.

Onderstaande tabel geeft een indnik van de opbrengsten; alsmede van de voortschrijdende beplanting (uit: Excursiegids W. 1937):Overzicht opbrengsten in de Wieringermeer (in duizenden kg)

Jaar 1932 1933 1934 1935 Tarwe 183 3.597 8.351 9.875 Rogge 2.895 1.186 93 — Gerst 36 2.533 2.349 3.680 Haver 361 1.421 1.760 4.461 Koolzaad 140 676 730 745 Groene erwten — — — 19 Aardappelen — — — 252 Suikerbieten — — — 2.461 Voederbieten — 844 560 1.967 Roode-klaverhooi — 3.171 5.563 4.350 Lucernehooi — 1.537 2.715 7.215 Grashooi 900 2.222 3.622 4.182 Tarwestroo 242 4.862 10.958 15.352 Roggestroo 5.371 2.360 226 — Gerststroo 28 2.861 2.036 3.966 Haverstroo 263 1.578 1.558 4.424 Koolzaadstroo 126 797 1.219 1.446 Gr. erwtenstroo — — — 24 Totaal 10.545 29.645 41.740 64.419 De leiding van alle werkzaamheden berustte en berust bij een afzonderlijke officieele instantie: de Directie van den Wieringermeerpolder. van der Meer.

Lit.: Schuiling (Ned. 1936); Beekman, Ned. als polderland (1932); Excursiegids W. (1937); Zuur, Over de bodemkundige gesteldheid van de W. (1936), en andere uitgaven van de Directie van den W.

< >