Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Werkkamp

betekenis & definitie

een kamp, waarvan de bewoners gedurende zekeren tijd een bepaald werk ten bate der gemeenschap verrichten. Aanvankelijk (1925) in Nederland bestaande uit studenten, vormde zulk een kamp een jeugdbewegingscentrum.

Het was uit idealisme geboren en diende zich aan als uiting van gemeenschapszin, bijv. het Ned. studentenwerkkamp op IJsland, om boeren te helpen hun oogst binnen te halen.In 1932 begon de A.J.C. werkkampen voor jeugdige werkloozen (16-24 jaar), spoedig gevolgd door andere Ned. jeugdorganisaties, gesteund door het Nationale Crisiscomité, vakverenigingen en particulieren. Doel was, in 14-daagschen belangeloozen en vrijwilligen kamparbeid, eenig gemeenschapswerk verrichtend, den strijd aan te binden tegen de gevolgen der jeugdwerkloosheid. Tot ditzelfde doel stelde de Regeering in 1936 de gelegenheid open, 2-maandsche werkkampen te organiseeren voor werklooze jongeren (16-24 jaar). Dezen ontvingen daarvoor eenig zakgeld.

Waren dit alle paedagogisch verantwoorde werkverschaffingskampen, weldra teekenden zich bepaalde vormen van kamparbeid af, die zich specialiseerden op cultureele en godsdienstige vorming. In neutralen kring ontstond bijv. de Volkshoogeschool te Bakkeveen (lange en korte kampen); in Kath. kring ontwikkelde zich het korte kamp als werkretraite (de Bocht te Goirle) en het lange kamp als ideale Christelijke werkgemeenschap (Volksabdij O. L. Vrouw ter Duinen te Ossendrecht). In 1938 ontstaat, beïnvloed door duur en omvang der werkloosheid in Nederland en door buitenlandsche voorbeelden (Duitschland, Bulgarije) een streven om het deelnemen aan werkkampen gedurende 2 tot 6 maanden verplichtend voor te schrijven voor alle jongere werkloozen (verplichte arbeidsdienst) en wel ten einde daardoor de werkloosheid te bestrijden dan wel de gevolgen der werkloosheid te verzachten.

W. voor werklooze meisjes dienden niet zoo zeer om direct gemeenschapsarbeid te verrichten dan wel om opleiding te geven tot het beroep van dienstbode en daardoor indirect de gemeenschap te dienen.
H. Deelen.

< >