(landb.). Het u. van wintergraan, d.w.z. het afsterven gedurende den winter, is vaak het gevolg van verdrogen. Zonnig, vriezend weer overdag doet water uit de bladeren verdampen, wat door de wortels, die in den bevroren grond staan, niet kan worden aangevuld: de plant gaat verwelken. U. als gevolg van wateronttrekking aan de cellen, tengevolge van ijsvorming in de plantendeelen, het zgn. „doodvriezen”, komt minder voor en nog wel het meest bij klaver.
Overigens zijn de diverse rassen verschillend resistent tegen de inwerking van lage temperaturen. Sneeuwdek werkt gunstig tegen het u., omdat de warmte-uitstraling van den grond belemmerd wordt. U. kan ook optreden, doordat de wortels der planten blootstuiven bij sterken wind, die dan het bovenste uitgedroogde aardlaagje meevoert. → Opvriezen. Dewez.