Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-10-2019

Tetanusbacil

betekenis & definitie

Grampositieve bacil (→ Gramkleuring), die op voedingsbodems alleen groeit bij afwezigheid van zuurstof (obligaat anaëroob) (zie afb. III in kol. 541 in dl. III). Hij vormt eindstandige sporen en deze bezitten een uitermate groot weerstandsvermogen tegen allerlei schadelijke invloeden'; zij blijven zeer langen tijd in leven ook in ongunstige omstandigheden en verdragen bijv. zelfs koken gedurende een half uur.

Men vindt tetanusbacillen en -sporen veelal in aarde, straatvuil enz., waar ze zeer waarschijnlijk in terecht komen door verontreiniging met faeces van sommige dieren, in den darm waarvan deze bacillen soms gevonden worden, zonder dat ze bij die dieren ziekten verwekken. Wanneer t. in wonden komen, vooral wanneer daar ook andere microörganismen in zijn terecht gekomen (zooals altijd wel het geval is bij een wond, die bijv. met aarde of straatvuil is verontreinigd), vormen ze een toxine, dat voor den mensch uitermate giftig is en dat toxine is aansprakelijk voor de verschijnselen van de stijfkramp (mondklem) en niet de bacillen zelf, die zich wel in de wond in stand houden, maar niet verder in het lichaam doordringen. Zie → Tetanus. Wyers.

< >