Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-10-2019

Testament

betekenis & definitie

(Lat. testamentum), uiterste wilsbeschikking, waarin de erflater (veelal op door de wet voorgeschreven vormelijke wijze) bepaalt wat er met zijn vermogen na overlijden dient te geschieden. Reeds in zeer oude rechten treft men het t. aan (Perzisch, Armeensch, Romeinsch recht), zij het met zekere beperkingen (Joodsch recht, recht van den Islam). In het Grieksch recht is het t. eerst later in zwang gekomen. Volgens Tacitus was het bij de Germanen onbekend.

De Kerk oefende grooten invloed uit op het doen ingang vinden van het t. en op de verdere ontwikkeling (t. verleden voor pastoor en getuigen, later verdrongen door gerechtelijk t. en door t. verleden voor notaris met getuigen; competentie van den kerkdijken rechter terzake van t.).Lit.: A. H. Koning, Over testamentsvormen (1864); Th. Borret, De hist. ontwikkeling der testamentsvormen v. h. Ned. burgerl. recht (1909); A. S. de Blécourt, Kort Begrip (4e dr., 403 vlg.). Hermesdorf.

Ned. recht. Men is bekwaam om te testeeren, wanneer men den achttienjarigen leeftijd heeft bereikt en in het bezit is van zijn verstandelijke vermogens. In zijn vrijheid tot testeeren is de erflater in zooverre beperkt, dat de makingen niet in strijd mogen komen met de → legitieme portie, dit is het wettelijk erfdeel, hetwelk aan de bij de Wet geroepen erfgenamen in de rechte linie is toegekend. De wet kent drie soorten van t.

1° Het olographisch t. moet met de hand des erflaters geheel geschreven en geteekend zijn en bij een notaris in bewaring worden gesteld, die daarvan, bijgestaan door twee getuigen, een akte van bewaargeving (depot) opmaakt.
2° Het t. bij openbare akte moet ten overstaan van een notaris in tegenwoordigheid van 2 getuigen worden verleden.
3° Het geheim, besloten of mystiek t. moet door den erflater, hetzij hij het zelf geschreven heeft, hetzij hij dit door een ander heeft laten schrijven, onderteekend zijn, terwijl het papier, hetwelk zijn beschikking bevat, of het papier, hetwelk tot omslag dient, moet gesloten en verzegeld worden en daarna aan een notaris in tegenwoordigheid van vier getuigen moet worden aangeboden. De notaris maakt een akte van superscriptie op, die op dat papier of op het papier tot omslag dienende zal worden geschreven, en hij houdt het t. onder zijn minuten. De notaris, die onder zijn minuten een uitersten wil van welken aard ook heeft, moet daarvan, na den dood van den erflater, aan de belanghebbende personen kennis geven.

Volgens de Wet op het testamentenregister van 1918 is een register ingesteld van alle akten, bevattende uiterste wilsbeschikkingen, waaronder zijn begrepen akten van bewaargeving en superscriptie van t., alsmede van akten van herroeping van t. Dit register wordt gehouden aan het Dept. van Justitie, waar men op aanvrage inlichtingen uit het register, na het overlijden van den erflater, verstrekt. Zie ook → Codicil. Dunselman.

Belg. recht. Evenals in het Ned. B.W. bestaan er in België drie soorten van testament:

1° het olographisch
2° het openbaar en
3° het geheim t.

Tot geldigheid van het olographisch t. volstaat het, dat het gansch met de hand door den erflater geschreven, gedagteekend en onderteekend zij; het moet door den erflater niet neergelegd worden bij een notaris. Het openbaar t. moet ten overstaan van een notaris in tegenwoordigheid van twee getuigen, of ten overstaan van twee notarissen zonder getuigen verleden worden. Het geheim t. wordt zooals in Ned. door den erflater zelf opgemaakt of door een derde geschreven; de erflater moet het, na het onderteekend te hebben, dichtgevouwen of onder gesloten omslag aanbieden aan een notaris in tegenwoordigheid van twee getuigen; nadat het t. verzegeld werd, maakt de notaris de akte van superscriptie op in tegenwoordigheid van den erflater en de getuigen, die haar met hem onderteekenen.

Bij het overlijden van den erflater moet elk olographisch of geheim t. door diegenen, die het inroepen, aan den voorzitter der rechtbank van den eersten aanleg aangeboden worden, die de neerlegging onder de minuten van een notaris beveelt. De getuigen, die bij de akte van superscriptie van het geheim t. tegenwoordig waren, moeten bij deze aanbieding opgeroepen worden. De t. moeten binnen 3 maanden na het overlijden van den „de cujus” geregistreeid worden. Kluyskens.

Oud en Nieuw Testament

1° Aldus wordt op de eerste plaats genoemd het Oud- en Nieuw → Verbond. Het woord is afgeleid van het Grieksche Diathèkè, dat zoowel wilsbeschikking, laatste wilsbeschikking, als verbond, verdrag beteekent.
2° De naam wordt ook gebruikt voor de boeken van het Oud en Nieuw Verbond. Waarschijnlijk gebruikte Paulus reeds het woord om een boek aan te duiden (2 Cor.3.14). C. Smits.