Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 14-10-2019

Sneeuwhoen

betekenis & definitie

Lagopus, patrijsachtige vogel, met een drietal soorten in de koude streken voorkomend. In den zomer zijn de s. bruinachtig, in den winter wit.

Snavel kort en dik, de pooten wollig behaard.

Voedsel: zaden, insecten, enz. De haan van het groote s. (Lagopus albus) is 40 cm lang. Het s. bewoont het Noorden van de Oude en Nieuwe Wereld en is een van de meest gezochte wildsoorten. Het wordt naar alle groote plaatsen in Engeland, Duitschland en Nederland verhandeld.

Op de hoogvenen van Schotland en Engeland komt het Schotsche s. (Lagopus albus scoticus) voor, dat met het groote s. overeenkomt, echter in den winter niet verkleurt. Het gewone sneeuwhoen (Lagopus mutus) bewoont kale bergen dicht bij de sneeuwgrens. Vsch. kleurvariaties komen voor. Bernink.

< >