Gem. in de prov. N.
Brabant ten N. van Eindhoven, bestaande uit de kerkdorpen S.O., Olland, Nijnsel, Gemonde (ged.) en Eerde (ged.). Opp. 6829 ha; ong. 7500 inw. (vnl.
Kath.; ca. 70 Prot.). Landbouw, veeteelt, industrie (stalen meubels, melkproducten, sigaren, steenen, klompen).
Aan den ouden toren (begin 15e eeuw) de Prot. kerk; als sacramentskapel is in de nieuwe Kath. kerk opgenomen het Romaansche koor der middeleeuwsche kerk. In deze kerk een 14e-eeuwsche doopvont.
De achtervleugel van het Augustinessenklooster is een overblijfsel van het kasteel Dommelrode. Het kasteel Henkenshage dateert van 1450, in 1850 herbouwd, later gerestaureerd.
Het werd eenmaal bewoond door den dichter Willem van Haaren. In het gehucht Koevering de oudst bekende koren-windmolen van Nederland (1299).
De schilderachtige watermolen in Wolfswinkel is niet meer in gebruik.
In S.O. missieschool van de Paters van de H.H.
Harten (Picpus). Sedert 1907 is S.O. weer bedevaartsplaats ter eere van St.
Oda, wier relikwieën toen naar de kerk aldaar werden overgebracht.Geschiedenis.
In den Frankischen tijd was Rode de hoofdplaats van de gouw Taxandrië; hier leefde en stierf (726) de Schotsche prinses Oda, die heilig werd verklaard. Een drukke bedevaartsplaats, geleidelijk St. Oedenrode genoemd. In 1173 stichtte gravin Hildeware hier een kerk, die tot collegiale kerk werd verheven. Hierin werd Hildeware begraven, waarvoor in 1507 een grafzerk werd gemaakt, die nu in de nieuwe Kath. kerk ligt. In 1232 kreeg S.O. dezelfde rechten als Den Bosch.
Later was het de hoofdplaats van het kwartier Peelland, ook in de generaliteitsperiode. Geleidelijk werd het echter door Helmond overvleugeld.
Lit: A. R. M. Mommers, S. O. van oude tijden tot heden (1928).
v. Velthoven.