1° Philip Henry, de bekwaamste Noord-Amer. cavalerie-generaal van de Unionisten in den ➝ Secessieoorlog. * 6 Maart 1831 te Albany (New York), † 5 Aug. 1888 te Nonquitt (Mass.). Gedurende den burgerkrijg onderscheidde hij zich als bevelhebber van een cavaleriekorps, bevrijdde Washington, door de Zuidelijken bedreigd, en verwoestte systematisch het Shenandoahdal (Sept.-Oct. 1864), een tactiek die hem veel critiek bezorgde, maar waarvoor hij van den anderen kant, onder goedkeuring van ➝ Grant, tot brigadier-generaal benoemd werd.
Ten gevolge van een conflict met president ➝ Johnson nam hij ontslag (Sept. 1867). Maar hij trad weer in dienst tegen de Indianen (1868-’69), werd luitenant-generaal en maakte in het Duitsch hoofdkwartier den oorlog van 1870-’71 mee.
Op zijn sterfbed werd hij tot opperbevelhebber van het leger der Unie bevorderd.Werk: Personal memoirs (2 dln. 1888).
Lit.: Newhall, With general S. in Lee’s last campaign (1866); J. Hergesheimer, S. (1931); Dict. of Amer. biography (XVII, met opg. van lit. en bronnen). Lousse.
2° Richard Brinsley, Engelsch tooneelschrijver en tooneeldirecteur (Drury Lane Theatre), parlementslid (Whig), en redenaar, de grootmeester van de Engelsche „comedy of manners”, waarin hij met scherp satyrisch vernuft de kleinheid van veel „fatsoenlijke” menschen hekelt. * Sept. 1761 te Dublin, † 7 Juli 1816 te Londen. Schaakte El. Linley, met wie hij met goedkeuring van haar vader trouwde in 1773; zij stierf in 1792, waarna hij hertrouwde. Sheridan zelf stierf in de grootste armoede grootendeels ten gevolge van te groote edelmoedigheid jegens anderen. Zijn karakter en politieke houding moeten bijzonder hoogstaand zijn geweest. Zijn beroemdste blijspelen zijn: The Rivals, The School for Scandal, en The Critic.
Etman.