Zoo heette de dichter bij de West-Germaansche volkeren. Hij behoorde tot het gevolg van den vorst, maker en drager van lof- en ➝ heldenliederen, die hij met harpbegeleiding voordroeg.
Hij kon ook wonen onder het volk (➝ Bernlef), of rondgaan van hof tot hof (➝ Widsith). Later, tot in het vroeg Middelhoogduitsch, kon ieder dichter scop heeten, zelfs de berijmer van een preek.