1° Alessandro, componist der Napolitaansche School; vader van 2°. * 1659 te Palermo, † 24 Oct. 1725 te Napels. 1694-1702 en na 1108 hofkapelmeester te Napels, in 1707 kapelmeester te Rome. S. heeft in de opera de aria verder ontwikkeld.
Werken: 115 opera’s, o.a. La Rosaura (1690), Teodora (1693, eerste da-capo-aria), Tigrane (1715, orkestinstr. voorgeschreven), Grisolda (1721); vele oratoria, cantates, madrigalen, motetten, instrum. werken, enz. — Lit.: J. Dent, A. S. (1905).
2° Domenico, klavierspeler en componist; zoon van 1°. * 26 Oct. 1685, † 1757 te Napels. Werkte als maestro al cembalo te Londen, Lissabon en Madrid. S. heeft op de ontwikkeling van den klavierstijl een zeer grooten invloed uitgeoefend, alleen met dien van Chopin te vergelijken.
Werken: ca. 350 klavier- en orgelcomposities, o.a Pièce pour le clavecin en Essercizi.
Lit.: Al. Longo, D. S. (1913); W. Gerstenberg, Die Klavierkompos. des D. S. (1933); Sittwell, D. S. (1935).