Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 14-10-2019

Ruijs de Beerenbrouck

betekenis & definitie

1° jhr. Charles Joseph Marie, Ned. staatsman; zoon van 2°. * 1 Dec. 1873 te Roermond, † 17 April 1936 te Utrecht.

Aanvankelijk werkzaam als advocaat en bij de rechterlijke macht: 1905-’18 Kamerlid; 1918 commissaris der koningin in Limburg en in hetzelfde jaar minister van Binnenl. Zaken in het door Nolens gevormde eerste ministerie-Ruijs, dat de liquidatie der oorlogscrisis leidde.

In 1922 werd het opgevolgd door het tweede ministerie-Ruijs, dat zijn ontslag aanbood in Oct. 1923, toen de Tweede Kamer een ontwerp-vlootwet verwierp. Wijl een andere oplossing der crisis onmogelijk bleek,werd enkele maanden later het eenigszins gereconstrueerde kabinet wederom met de leiding der regeering belast.

Het trad af in 1925. R. kreeg toen weer zitting in de Tweede Kamer en werd met ’t voorzitterschap belast.

In 1927 volgde zijn benoeming tot minister van staat. Van 1929 tot 1933 was R. andermaal minister-president, waarna hij wederom voorzitter van de Tweede Kamer werd.

Nog vsch. andere functies werden door R. bekleed, o.a. het voorzitterschap van den mijnraad, en ook in het maatschappelijke leven stond hij steeds gereed het Kath. beginsel klaar en kloek te belijden en te beleven, o.a. als medeoprichter en voorzitter (tot 1912) der K.S.A., als strijder tegen het alcoholisme. Ook was het op zijn initiatief, dat in Nederland Katholiekendagen georganiseerd werden.Werken: Het strafrecht van het oude Maastricht (diss. 1895). Verberne.

2° Jhr. Gustave Lodewijk Marie Hubert, Ned. staatsman; vader van 1°. * 26 Sept. 1842 te Roermond, † 6 Febr. 1926. Minister van Justitie in het kabinet-Mackay (1888-’91). Bracht in 1889 de arbeidswet tot stand, de eerste groote sociale wet in Ned., welke den kinder- en vrouwenarbeid verbood of beperkte en den grondslag legde voor de arbeidsinspectie. Niet tot behandeling kwam zijn ontwerp, dat den arbeider de volle beschikking over het loon wilde verzekeren, welk ontwerp, naar het schijnt, den voorsteller zeer kwalijk genomen werd. Vervolgens bekleedde R. 1893-1918 het ambt van commissaris der koningin in de prov. Limburg. Verberne.