Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 14-10-2019

Ruil

betekenis & definitie

A) Economisch.

Economisch is de mensch zich zelf niet genoeg. Daaruit volgt, dat goederen en diensten worden geruild. Bij slavernij en hoorigheid (waarbij de genoemde afhankelijkheid evenzeer bestaat) spreekt men niet van ruil; dit begrip kan men slechts laten gelden bij het bestaan van persoonlijke vrijheid en privaateigendom.

De r. leidt tot ruilverkeer. De toevallige ruilhandeling gaat over in een gedurig ruilen. Dit ruilverkeer wordt door een aantal economisten zoo belangrijk geacht, dat zij, ten onrechte overigens, het railverkeer als het eigenlijke object der economie hebben beschouwd. Men onderscheidt plaatselijk, regionaal, nationaal en internationaal railverkeer.

Ofschoon de meeste ruilhandelingen plaats vinden zóó, dat goed of dienst tegen een ruilmiddel worden gegeven, moet men bij het eerste en voornaamste zuiver-theoretisch onderzoek het ruilmiddel uitschakelen en zich den r. van diensten en goederen zonder tusschenkomst van een ruilmiddel voorstellen. Dan rijst de vraag: waarom worden goederen en diensten in een bepaalde verhouding (tegen een bepaalden ruilvoet) geruild? Dit leidt tot het onderzoek der railfactoren, te onderscheiden in een objectieven factor en subjectieve factoren. De objectieve factor is het railfonds: de voor ruiling bestemde goederen en diensten, waarover de geheele samenleving en bepaalde afgescheiden deelen daarvan beschikken. In dat railfonds bestaan steeds historisch gegroeide (dus door het vroegere railfonds en de vroeger werkende subjectieve factoren veroorzaakte) verhoudingen tusschen bepaalde hoeveelheden van goederen en diensten. De subjectieve factoren, die verder voortdurend verandering brengen (en door bepaalde economische politiek verandering kunnen en moeten brengen) in den ruilvoet, zijn:

1° de subjectieve maximale en minimale waardeeringen der ruilsubjecten;
2° de marktpolitiek en machtspositie der ruilsubjecten;
3° de maatregelen van de verschillende publiekrechtelijke gemeenschappen (handelspolitiek, accijnzen, enz.).

Schakelt men bij voortgezet zuiver-theoretisch onderzoek het geld in, dan blijkt aanstonds het groot belang van de stabiliteit van het ruilmiddel. Dit is echter niet de eenige, zelfs niet de voornaamste factor voor een zgn. stabiel prijsniveau. De goederen en diensten zelf in hun kwantitatieve beteekenis zijn van nog grooter belang.

Ruilwaarde kan zijn de beteekenis, die iets voor een ruilsubject om te ruilen heeft. De meest belangrijke beteekenis van ruilwaarde is echter: prijs; uiteindelijk resultaat van de werking van den objectieven factor en de subjectieve factoren in het ruilproces; de uitdrukking van den eenen dienst of het eene goed in een anderen dienst of een ander goed.

Lit.: J. A. Veraart, Arbeidsloon (1910); id., Beginselen der Econ. Bedrijfsorganisatie (1921); N. G. Pierson, Leerb. der Staathuishoudkunde (1912); Alfred Marshall, Principles of Economics (1921); M.

J. H. Cobbenhagen, Beschouwingen over de prijs (in: Economie, 1936).

Veraart.

B) Recht
a) Algemeen. R. is een overeenkomst, waarbij partijen zich verbinden, om elkander wederkeerig een zaak in de plaats van een andere te geven.
b) Ned. recht. Behoudens enkele uitzonderingen zijn de regels van ➝ koop en verkoop op r. toepasselijk. De r. wordt geregeld in de art. 1577-1582 van het B.W. v.d. Kamp.
c) Belg. recht. De r. wordt er geregeld in de art. 1702-1707 B. W. Als voornaam onderscheid geldt, dat hier het verlies van een zekere wel bepaalde, nog niet geleverde zaak voor rekening blijft van de tegenpartij, van het oogenblik af van het contract, terwijl in Ned. de overeenkomst voor vervallen gehouden wordt (art. 1581).

Kluyskens.