Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 02-10-2019

Rotterdam

betekenis & definitie

Gemeente in de prov. Z.-Holland, is een der grootste havensteden van Europa.

De stad is ten deele ten N., ten deele ten Z. van de Maas gebouwd. Het N. deel wordt verdeeld in: 1° het eigenlijke R. ten Noorden van de rivierbocht, 2° Kralingen, 3° Delfshaven, 4° Spangen.

Het Z. deel omvat: 1° Feijenoord met Noordereiland, 2° Katendrecht, 3° Charlois, 4° Hillesluis. De opp. van R. beslaat 6 281,16 ha, die van het bij R. gevoegd gebied van Hoek van Holland 2 933 ha.

Op 1 Febr. 1937 bedroeg het aantal inwoners: 598 621. Het havengebied, d.i.

R. plus randgemeenten, had ca. 730 000 inw. of 9 % van de Nederl. bevolking. In 1830 had R. 72 000 inw., in 1869:116000.

Door het toenemend havenverkeer en door annexatie zien we een snelle toename der bevolking. In 1895 waren er 276 000 inw. (annexatie van Charlois en Kralingen), in 1914: 473000 inw. (annexatie van Hoek van Holland).

In 1935 werden deelen van Pernis, Hoogvliet, Poortugaal en Rhoon met te zamen 7 172 inw. geannexeerd.

Hierdoor is het geographisch centrum ten Z. van de Maas komen te liggen.

Vanaf 1928 is het regel dat het aantal vertrekkenden grooter is dan het aantal vestigenden. In 1926 was de toename tegenover 1925: 10 648, in 1930: 3 778, in 1931: 364 en in 1932: 508 minder dan in 1931.

Hier volgen eenige cijfers van de laatste jaren:Jaar Geboorte cijfer Sterfte cijfer Vestiging Vertrek

1923 23,03 8,31 35,83 41,40
1928 20,63 8,54 45,36 41,19
1930 20,17 7,62 46,20 52,27
1931 18,50 8,66 34,68 44,49
1932 17,92 7,74 32,36 43,41
1933 16,60 7,34 32,62 40,03

Naar de godsdienstige gezindte is de bevolking te verdeelen in: 39,4 % Ned.-Herv., 22,8 % Kath., 4,7 % Geref., 1,7 % Israëlieten, 1,2 % EvangelischLuthersch, en 22,1 % zonder kerkgenootschap. Door de vele vreemdelingen komen daarnaast vsch. andere godsdiensten voor; merkwaardig is in dit opzicht „Chinatown” in Katendrecht. Wat den gezondheidstoestand betreft: nog in de 1e helft der 17e eeuw werd het water uit singels en havens gedronken. Ingewandziekten kwamen veel voor (zgn. rotterdammertjes). Toen werden de slooten gedempt en de stad gerioleerd (uitgevoerd door Rosé). In 1858 werd het zgn. waterproject uitgevoerd (met versch Maaswater worden grachten en singels doorgespoeld). Het sterftecijfer is sterk gedaald; in 1856 bedroeg het nog 310/00.

Gemeentebedrijven. In 1873 werd de drinkwaterleiding aangelegd (Maaswater). Deze leverde in 1931: 29 millioen m3 water (voorziet ook de omliggende gemeenten). In 1912 werd de eerste vuilverbrandingsinrichting opgericht. De gemeentelijke stroomlevering had het eerst plaats op den linker Maasoever in 1892. De veren over de Maas zijn gemeentelijk.

Voor 1900 was er alleen het veer naar Katendrecht. Er zijn nu 5 personen-, één wagen- en één personen-en-wagenveer. In 1878 werd de Maasbrug aangelegd. Het verkeer over de Maas is een zeer brandend vraagstuk. Men is thans bezig dit op te lossen door het aanleggen van een tunnel onder de Maas door.

De snelle bevolkingsaanwas van de laatste 60 jaar deed een sterke vraag naar arbeiderswoningen ontstaan. De aanleg van de leelijke wijken in het W., N. en O. waren er het gevolg van. Na den Wereldoorlog heerschte woningnood. In 1920 bedroeg het aantal samenwonende personen en gezinnen 140 000. Met kracht is ingegrepen (onteigening enz.). Van 1916 tot 1918 werden 8 252 woningen gebouwd . De krotten in de oude stad worden met groote doorbraken opgeruimd.

Door de city-vorming raakt de binnenstad steeds meer ontvolkt. In 1830 woonden in de binnenstad nog 70 000 personen, in 1920: 44 000, in 1930 nog slechts 21 000.

Van groote beteekenis blijkt het „Gewestelijk plan Zuid-Holland West” voor Rotterdam. Twee streekplannen worden ontworpen: voor IJselmonde en Westland. De dienst der stadsuitbreiding is in 1930 opgericht en met gemeentewerken samengevoegd. R. is een polderstad, drooggehouden door 3 gemalen. Op den linker Maasoever zijn 2 gemalen.

Handel. In de 20e eeuw werd de eigen handel vervangen door commissie en expeditie. De concentratie der bedrijven versnelde de afneming van den eigen handel. De regionale functie is hoofdzaak bij R., het is een doorvoerhaven. Door de grootindustrie in het achterland zijn het hoofdzakelijk grondstoffen, die aangevoerd worden. De massagoederen worden over den Rijn verder gevoerd.

De haven heeft tot taak de massagoederen van de zeeschepen in lichters of in enkele gevallen in wagons te laden. Als opslagplaats is R. van geringe beteekenis. De handel is verplaatst naar Mannheim en Duisburg. De stukgoederen worden meer per wagen vervoerd; hiervoor komt de haven met de beste spoorweg- of autoverbinding in aanmerking. De uitvoer uit het industrieele achterland is vooral stukgoed. De invoer is grooter dan de uitvoer; veel schepen hebben dan ook geen retourlading.

R. is de aangewezen haven voor het Duitsche achterland. Antwerpen is in dit opzicht de groote mededinger, doch ligt niet zoo gunstig. Ook Hamburg ligt ongunstiger voor dit industriegebied dan R. Het is niet meer dan natuurlijk, dat alle drie de havens, gesteund door maatregelen hunner respectieve regeeringen, hun positie trachten te handhaven, of zelfs te verbeteren.

Het transitoverkeer is voor R. het voornaamste: in 1934 waren de inkomsten hiervan 25 millioen gld. Hoeveelheden der over de genoemde havens ter zee aan- en afgevoerde goederen in tonnen van 1 000 kg (afgerond): Antwerpen: 18 900 000 ton, Hamburg: 19 000 000 ton, Nieuwe Waterweg: 26 000 000 ton, Rotterdam 22 000 000 ton.

Havenbedrijf. De oude havens zijn gegraven, de jongere gebaggerd. Aan Johan van Oldenbarnevelt is het te danken dat R. onder de groote Ned. steden werd opgenomen. In 1577 werden de Nieuwe haven en de Blaak gegraven. Door de Oost- en West-Ind. Compagnie nam de handel sterk toe.

Nieuwe havens werden aangelegd: Leuvenhaven (1598-1604), Wijn(1603), Bier(1613), Glas(1613) en Scheepmakershaven (1613). Langs de Maas werden boomen geplant, de zgn. „Boompjes”. De groote opkomst van R. dagteekent evenwel van na 1870 met de groote vlucht, die het West-Duitsche industriegebied nam. De Koningshaven, die 1871-’77 gegraven werd, was voorzien van beweegbare bruggen, ingevolge de Acte van Mannheim, waarin bepaald werd, dat de vaart op de rivier vrij moet zijn. Er is een hefbrug voor spoorwegverkeer (vrije doorvaarthoogte 8,50 m boven laagwater) en een basculebrug voor gewoon verkeer.

In 1863 werd het ontwerp van Caland, tot doorgraving van de Hoek, wet. In 1875 had de doorgraving nog slechts een diepte van 4 m, voor de toenmalige schepen voldoende. In 1873 werd de Ned.-Amer. Stoomvaart Mij. opgericht, in 1875 de Stoomvaartreederij Rotterdamsche Lloyd. In 1873 werd door Pincoffs de Rotterdamsche Handelsvereeniging opgericht. Van 1873 tot 1879 was de Spoorweghaven aangelegd.

De Handelsvereeniging kreeg de terreinen tusschen Spoorweg- en Koningshaven in erfpacht voor havenaanleg (mogelijk gemaakt doordat in 1869 deelen van Katendrecht en IJselmonde geannexeerd waren). Zoo kon 1874-’78 de Binnen- en Entrepothaven gegraven worden. Na het bankroet der vereeniging in 1879 nam de gemeente het erfpachtcontract over. Dit eindigde in 1882, waarna alles overgenomen werd door de gemeente en tevens een nieuw havenplan ontworpen (Rijnhaven). In 1881 werd de Nieuwe Waterweg op een diepte van 5,50 m gebracht. De aanvoer van granen en ertsen nam toe.

Hier zijn geen kaden voor noodig, maar alleen waterruimte om de schepen zoo snel mogelijk aan beide zijden te lossen. De Maas beneden de bruggen werd nu ook nog haven (naast verkeersweg).

In 1885 werd de Wilhelmina-haven aangelegd. Van 1887-1894 werd de Rijnhaven uitgevoerd (voor rijnaken). Van 1887-’88 werd de eerste Katendrechtsche haven gegraven. Het petroleum-etablissement kwam in 1877 in Charlois. In 1890 werd de Parkhaven aangelegd. In Feyenoord kwam voor industriedoeleinden de Nassauhaven (1890-’92) en de Persoonshaven (1901) tot stand. Van 1898-1905 volgt de aanleg van de Maashaven.

Van 1906-’09 werd de St. Jobshaven en van 18991909 de Schiehaven gegraven. Voor den toenemenden aanvoer van massagoederen werd de Waalhaven geprojecteerd (310 ha, het dubbele van alle bestaande havenbassins). In 1906 werd begonnen, 1917-’19 is het werk gestaakt. In de Waalhaven werden weer kaden gebouwd, als gevolg van de veranderde lostechniek (met laadbruggen, die ver over de schepen heen vielen).

In 1912 werden twee stukgoederenhavens aangelegd: de Lek- en de IJselhaven (resp. tot 16 en 15 m diep), en twee industriehavens: de Keile- en de Koushaven (1911-’12). In 1917 werd door een wet een gedeelte van Pernis, Rhoon, Poortugaal en Hoogvliet onteigend voor den aanleg van een hout-, fabrieks-, handels en petroleumhaven. Van 1932-’37 werd de zeer modern geoutilleerde Merwedehaven aangelegd.

Van 1870 tot 1933 besteedde R. 129 millioen gld. voor havenaanleg en 37 millioen gld. voor onderhoud.

Behalve de oude in de stad gelegen havens, beschikken alle andere over spoorwegaansluiting. Toen de linker Maasoever in 1877 in exploitatie werd genomen, werd het goederenstation Feyenoord aangelegd. Op den rechter Maasoever zijn de havens aangesloten op het rangeeremplacement van de Hudsonstraat.

De lengte der ligplaatsen voor zeeschepen bedroeg in 1933: 51 km, waarvan 32 km aan kaden, en 125 ligplaatsen aan 152 boeien en meerstoelen.

R. heeft 10 drijvende dokken in de gemeente en 5 in Schiedam. Ongerekend de veembedrijven is de loodsoppervlakte 369 000 m2. De veembedrijven hebben een opp. van 147 000 m2. De grootste der drie graansilo’s heeft een capaciteit van 64 000 ton. Zee en havens staan in open gemeenschap; de toegangsweg heeft een lengte van 33 km.
R. is een gemeentelijke haven, behalve de Nieuwe Maas en gedeeltelijk de Koningshaven, terwijl enkele stukken nog aan industrieele ondernemingen en spoorwegen behooren. R. is geen vrijhaven; de toegang tot de zee is rijkseigendom. De haven wordt beheerd in den vorm van een afzonderlijk bedrijf. De directeur houdt voeling met den burgemeester, die tevens voorzitter is van een commissie, welke bestaat uit 6 raadsleden en 4 particulieren. Er is sprake van om de havenbelangen onder te brengen in een zgn. havenschap, een maatschappij tot exploitatie van het geheele havengebied beneden Dordrecht tot de zee; dit havenschap zou dan wettelijk het monopolie tot exploitatie en onderhoud van het gebied krijgen. Van de te R. gevestigde scheepvaartondememingen zijn de voornaamste: 1° de Ned.-Amer. Stoomvaart Mij. (Holl.-Amerikalijn), van 1873; 2° Rotterdamsche Lloyd, van 1875; 3° Batavierlijn, van 1870. Verder nog Cornelders Scheepvaartmij., Van Nieveldt Goudriaan, Wambersie, Kuyper van Dam en Smeer, enz. Te Vlaardingen en Maassluis is nog de N.V.C. Smit en Co.’s sleepdienst gevestigd.

Voor het vliegveld → Waalhaven, zie aldaar.

De industrie in R. is een typische havenindustrie; verder een consumptie-industrie. Voor industrieën biedt R. groote commercieele voordeelen, naast nadeelen als hooge loonen, grondbelasting en bouwkosten, en weinig beschikbare industrieterreinen.

Bezienswaardigheden, voornaamste gebouwen en instellingen. Hier dienen genoemd te worden: de Groote of St. Laurenskerk (anno 1436), een Gotische kerk, evenals het oude kerkje aan de voorhaven te Delfshaven, in welks nabijheid in 1620 „de Pelgrimvaders” den tocht naar Amerika begonnen. Van de musea: Museum Boymans (thans in een nieuw gebouw), het Museum voor land- en volkenkunde, het Maritiem museum Prins Hendrik en het Nationaal Technisch Scheepvaartkundig Museum.

In een nis van den voorgevel van het nieuwe stadhuis staat het beeld van Johan van Oldenbarnevelt, ook is er een monument voor Caland, den stichter van den Waterweg, en een standbeeld voor van Hogendorp, verder is er een monument voor den chemicus van ’t Hoff en een voor den directeur der gemeentewerken G. J. de Jongh (1845-1926), den schepper van vele nieuwe havens. Op onderwijsgebied dienen genoemd te worden: de Ned. Handelshoogeschool en een middelbaar technische school. Met de zeevaart in verband staat de zeevaartschool. Verder nog het Bataafsch genootschap voor proefondervindelijke wijsbegeerte.

Op 31 Dec. 1931 kwamen op de lijst van weldadige instellingen voor: 199 instellingen, die op allerlei gebied van sociale verzorging werkzaam zijn. Van gemeentewege worden geregeld en bestuurd: de gemeentelijke dienst voor maatschappelijk hulpbetoon, met het onder het beheer van het bestuur van dien dienst staande gemeentelijk tehuis voor ouden van dagen, de ziekenhuizen aan den Coolsingel en aan den Bergweg en de psychiatrische inrichting Maasoord te Poortugaal.

Hakewessel.

Lit.: Statistische Mededeelingen der gem. R. (driemaandelijkse!).) ; Jaarcijfers bij het gemeenteverslag; Jaarverslag van de Kamer v. Koophandel; Schuiling, Nederland (1936); L. J. C. v. Ravensteyn, R. in de 19e eeuw; A. de Vries, De Rijnvaart en haar beteekenis voor R.; L. v. Vuuren, Die Niederlande (1933).

Geschiedenis

R. ontstond in de 13e e. door vorming van woonkernen in de Rottedelta; een der oudste ontstond vóór 1280 op een plaat in de Merwe, het Roode Zand, waarop het slot Bulgerstein verrees en aan welker bewoners (de „goede burgers uter Uterwijk”) Jan I zekere privilegiën schonk, die hij 1299 uitbreidde over de kiem van het eigenlijke R., het dijkgehucht op de plaats, waar Schieland’s zeedijk (Hoogstr.) den hoofdtak der Rotte (Binnenrotte) af damde. Willem III schiep 1328 een ambacht R. met de Rotte (Binnenrotte) als Westgrens; Willem IV voegde er 1340 het gebied tusschen Rotte en Roode Zand bij en vergunde het graven van een eigen Schiemond (Rotterd. Schie— Delftsche Vaart—Spui); Aelbrecht vergrootte het ambacht met Bulgerstein en gaf 1358 recht tot omwalling. Tot begin 19e eeuw bleef R. vnl. beperkt tot het ca. 1360 omwalde gebied, onder geleidelijke toevoeging van op de Merwe gewonnen stukken. In de M.E. was de haringvangst c.a. hoofdbron van bestaan; daarnaast waren bierbrouwerij en lakenbereiding, ook vrachtvaart ter zee, van beteekenis. De afval van Spanje (1572) opende ruim verschiet: vooral door immigratie van Zuidned. reeders en kooplieden (o.a. Joh. van der → Veeken) en het doorzicht van zijn pensionaris →Oldenbarnevelt (1576-’86) werd R. eind 16e e. centrum van groote koopvaardij; begin 17e eeuw schiep het een nieuw havencentrum tevens scheepswerventerrein in Leuve-, Wijn- en Scheepmakershaven. Het kreeg een Kamer der Oost-Indische (1602) en der West-Indische Compagnie (1621); de vestiging der Merchant Adventurers (1636) leidde tot Eng. immigratie en druk verkeer op Engeland. In de 18e e. verrezen fabrieken: suikerraffinaderijen, koffiebranderijen, tabakskerverijen, jeneverstokerijen; door den bouw van patriciërshuizen langs de havens werd het Rotterdam-Zuid van toen (de „waterstad” bezuiden Hoogstr.), een der schoonste stadslichamen, in de 19e e. helaas goeddeels vernietigd of verminkt. De ontwikkeling in de 19e e. is vertraagd door den toestand van den weg naar zee. De Maasmond (Brielle) was sedert ca. 1750 voor grootere schepen onbruikbaar; deze gingen door Goereesche gat, Haringvliet, Holl. Diep, Dordtsche Kil, Oude Maas en Botlek. Onvoldoende verbeterde de toestand door het Voornsche Kanaal (1829), radicaal door den Nieuwen Waterweg (1863 begonnen naar ontwerp van → Caland, later herzien door W. F. Leemans). Vsch. factoren (o.a. de industrialisatie van het Rijnland, de exploitatie van Afrika, de opbloei van de Ver. Staten) werkten samen tot R.’s snellen uitgroei na 1870, waartoe vooral Pincoffs (* 1827 te Rotterdam, † 1911 te New York) den stoot gaf. Profiteerend van den vooruitzienden blik der 17e- en 18e-eeuwsche regenten, die R. het bezit van Feyenoord hadden bezorgd, schiep de stad zich een nieuw R.-Zuid aan den linker Maasoever, waar een haven- en handelscentrum van wereldnaam groeide, sedert 1874 door een bruggenstelsel met de oude stad verbonden. Links en rechts van de Nieuwe Maas is R. snel uitgegroeid, wat annexatiën noodig maakte (1869 deelen van IJselmonde, Katendrecht en Charlois; 1886 Delfshaven; 1894 Kralingen, Katendrecht en Charlois; 1903 deel van Overschie; 1904 deel van Hillegersberg; 1909 deel van Schiedam ; 1914 Hoek-van-Holland; 1932 deel van Schiedam; 1934 Pernis, Hoogvliet en deelen van Rhoon en Poortugaal). Bevolkingsgetallen 1500: ca. 7 000; 1560: ca. 11000; 1625: ca. 26000; 1725: ca. 52000; 1800: ca. 57 000; 1830: ca. 72 000; 1850: ca. 85 000; 1875: ca. 130 000; 1900: ca, 330 000; Maart 1937: ca. 600 000.

Kathol. Kerk De parochie dateert van 1298-1306, aan den bouw der huidige St.-Laurenskerk (sedert 1672 Herv.) werd 1390 begonnen. Middeleeuwsch R. had vsch. kapellen, een begijnhof, 4 vrouwen-, 2 mannenkloosters, 2 gasthuizen, een H.Geest-, een Leproos- en een vrouwenhuis; alles ging 1572 voor het Katholicisme verloren. Behoudens bezoeken van missionarissen bleef R. tot 1609 zonder zielzorg; daarna ontstonden staties: 1609 Jezuïeten (Leeuwenstr., 1709 door Franciscanen overgenomen, huidige kerk van 1779, schoonste Ned. schuilkerk, 1936 gerestaureerd), 1615 seculieren (Oppert, thans Oud-Kath.), 1628 Dominicanen (Steiger, huidige kerk 1836), 1647 tweede seculiere statie („Paradijs”, thans Oud-Kath.), 1799 secul. (Houttuin, huidige kerk van 1835), 1849 Jezuïeten (Wijnhaven, thans Westzeedijk). Sedert 1853 beleefde R. gestadigen uitbouw van de Kath. organisatie; het telt thans 22 parochie- en 5 rectorale hulpkerken, tal van kloosters, charitatieve instellingen, Kath. scholen (gymn., lyc., H.B.S., L.O., voorber. o.) en een vereenigingsleven van allerlei aard. De bevolking was 1930 voor ca. 23 % Katholiek.

Lit.: Unger en Bezemer, Bronnen voor de gesch. v. R. (4 dln. 1892-1907); R. in den loop der eeuwen [1. Alg. stadsgesch. door C. te Lintum ; II. Kerkel. leven, o.a. Hensen, R. K.

Rotterdam ; fragmenten van dln. III-V, o.a. van IJsselsteyn, De haven v. R. (compl.)]; van Ravesteyn, R. tot het einde v. d. 18e e. (1933) ; id., R. in de 19e e. (1924); Bijlsma, R.’s welvaren 15501650 (1918); Lambermond, Gedenkb. Steigersche statie (1928); Gedenkb. O. L.

V. Onb. Ontv. (Wijnhaven; 1924); voor de geannexeerde gemeenten: de Blécourt, Ambacht en gemeente (Kralingen; 1912); Cleophas van Wijk-bijDuurstede O. M. Cap., Gesch. v. Charlois (1934); Donkersloot en Brunsting, Gesch. v.

Pernis (1934); → Delfshaven. Rijk materiaal in: Rotterdamsch Jaarboekje (1888-heden).

Rogier.