Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 02-10-2019

Riebeeck

betekenis & definitie

1° Abraham van, gouverneur-generaal van Ned.-Indië (1709-’13); zoon van 2°. * 18 Oct. 1653 bij Kaap de Goede Hoop, † 17 Nov. 1713 te Batavia. Bekleedde achtereenvolgens vsch. rangen in dienst der Oost-Ind.

Compagnie. Maakte als G.

G. tochten in de binnenlanden van Java. Tijdens zijn bewind werd in de Bataviasche ommelanden de koffie-aanplant ernstiger dan tot dan toe ter hand genomen. Olthof.

2° Jan Anthonie van, Ned. kolonisator; vader van 1°. * 1618 te Culemborg, † 18 Jan. 1677 te Batavia. Zoon van scheepskapitein, opgeleid tot heelmeester, vergezelde zijn vader op verre reizen; was 1640 te Batavia en elders in Indië in betrekking; deed in 1650 reizen naar Groenland en West-Indië en werd in 1661 op zijn verzoek als stichter der nederzetting aan de Kaap uitgezonden, waar hij 7 April 1652 landde. R. besteedde tien jaren om de grondslagen van blanke beschaving en Christendom diep en degelijk te leggen. Hij worstelde met dezelfde moeilijkheden, die nog Z. Afrika teisteren: ongestadig klimaat, naturellenprobleem, econ. en soc. regeling. In en na 1657 reikte hij grondbrieven uit aan vrijburgers (grondslag van natievorming); in 1662 werd hij aangesteld als commandant van Malaka, in 1665 als secretaris van den Raad van Indië. Zijn grafsteen uit de Groote Kerk van Batavia en die zijner eerste vrouw zijn gedeeltelijk teruggevonden en berusten nu in het museum te Kaapstad.

Lit.: Godée Molsbergen, J. v. R. (21937); Wilde, De Stichting der Kaapkolonie (in: Studiën, dl. 54 1900).

Besselaar.