Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-10-2019

Q. Septimius Florens Tertullianus

betekenis & definitie

Christelijk schrijver. * Ca. 160, ✝ na 220. T. is een der merkwaardigste figuren uit de eerste eeuwen der Kerk. Hij was rechtsgeleerde in Carthago, toen hij zich tot het Christendom bekeerde. Dat dit een bekeering uit overtuiging was, blijkt uit zijn Apologie van 197.

Hij is opeens de vurige verdediger van den nieuwen godsdienst. Zeker van zijn zaak, toont de handige advocaat de dwaasheid aan van de beschuldigingen tegen de Christenen, de dwaasheid van de wetgeving en rechtspraak jegens hen. Een voornaam argument voor de waarheid is hem de zedelijke verhevenheid van het Christendom. Maar steeds meer ondervindt hij, dat de volmaakte zedenleer van het Christendom weinig volmaakt beleefd wordt.

Tevergeefs dringt hij bij den bisschop aan op grooter strengheid in de boetetucht; hoogstwaarschijnlijk was hij priester. Teleurgesteld wendt hij zich van de Kath. Kerk tot de rigoristische sekte der Montanisten.

Scherp en bitter is hij dan in zijn critiek op de Katholieken.

Ten slotte vormt hij een eigen sekte, de Tertullianisten, waarvan er nog bestonden ten tijde van Augustinus. Zijn leven en zijn werken worden aldus verdeeld in een Katholieke en een Montanistische periode en de scheiding valt ong. 205. Over de juiste chronologie en volgorde van zijn geschriften zijn de geleerden het niet eens. Al zijn werken zijn van belang voor de kennis der geschiedenis van zijn tijd, de kerkelijke organisatie, het leven der Christenen.

Men moet er echter rekening mee houden, dat hij in zijn latere periode geen betrouwbaar getuige is voor de traditie, de leer en opvattingen der Kath. Kerk. Ten onrechte wordt hij door niet-Katholieken veelal Kerkvader genoemd. Daartoe ontbreken in zijn tweede periode de orthodoxie, de kerkelijke goedkeuring en ook de ware heiligheid.Behalve voor geschiedenis en theologie zijn de werken van T. nog bijzonder van belang voor de taalgeschiedenis, de wordingsgeschiedenis van het Christelijk Latijn. Hij is uiterst origineel in zijn stijl, vaak zwaar en hartstochtelijk en moeilijk verstaanbaar, origineel ook in zijn woordkeus. Hij vond nieuwe woorden voor nieuwe begrippen of gaf aan bestaande woorden en uitdrukkingen een nieuwen Christelijken inhoud. De werken van T. worden verdeeld in: 1° apologetische: Apologeticus, Adversus Nationes, De testimonio animae, etc.; 2° dogmatisch-polemische: De praescriptione haereticorum, Adversus Marcionem, Adversus Hermogenem, Adversus Valentinum, Adversus Praxean (over de Triniteit), De came Christi (tegen de •→ Doceten), De baptismo, De anima (eerste Christelijke psychologie); 3° practisch-ascetische: De oratione, De patientia, De poenitentia (dit is nog Katholiek, daartegenover staat het felle De pudicitia uit zijn Montanistische periode); De cultu feminarum; De spectaculis; Ad uxorem; De monogamia en De exhortatione castitatis (in deze beide werken verwerpt hij totaal het tweede huwelijk na den dood van een der partijen); De corona militis (tegen den krijgsdienst); De virginibus velandis. Voor de chronologie vgl. de literatuur. Franses.

Lit.: Bardenhewer, Gesch. altkirchl. Lit. (II 21914, 377-442); Steidle, Patrologia (1937); d’Alès, La théologie de Tertullien (1905) ; Ramorino, Tertulliano (1922); Lortz, T. als Apologet (2 deelen, 1927-'28); Teeuwen, Sprachlicher Bedeutungswandel bei T. (1926); H. Janssen, Kultur und Spraelie (diss. Nijmegen 1938).