Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 02-10-2019

Prairie

betekenis & definitie

Tusschen den meridiaan van 95 W. en het Rotsgebergte, in N. Amerika, liggen de groote vlakten, The Great Plains, of de zgn. prairies.

De bodem bestaat uit lagen van het Krijt en oud-Tertiair, waar de vlakke tafelbergen, de Mesa’s, bovenuit steken. Het klimaat is continentaal; droge heete zomers en koude winters.

De spaarzame neerslag valt in het voorjaar. De regenval neemt van O. naar W. af.

Het droge klimaat belemmert den boomgroei; het geheele gebied is, waar het niet in cultuur is gebracht, met kort gras begroeid. In het O. zijn groote gebieden voor den landbouw in gebruik genomen (maïs en koren).

In het W. is het hiervoor te droog; daar is alleen extensieve veeteelt mogelijk. De bodem is rijk aan mineralen.

Er is een aanzienlijke kolenvoorraad, maar van nog meer belang is de petroleumproductie (meer dan 50 % van de Ver. Staten).

Het land is zeer dun bevolkt; het grootste deel van de bevolking leeft op de uitgestrekte farms.

De steden zijn verzorgingskern en marktplaats voor de omgeving.

De bevolking is zeer gemengd; de Indianen, de oorspr. bewoners, zijn tot enkele reservations teruggedrongen. Naast de Blanken van allerlei nationaliteit treft men er Negers en Mulatten aan.

In de Zuidelijke staten wonen veel Mexicanen.D. Brouwer.