Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 29-10-2019

Pius XI

betekenis & definitie

(Achilles Ratti), paus (sinds 6 Febr. 1922). * 31 Mei 1857 te Desio (bij Milaan). Priester 20 Dec. 1879; achtereenvolgens prof. te Milaan, biblio thecaris van de Ambrosiana aldaar (als hoedanig hij vsch. bronnenuitgaven en artikelen publiceerde), 1912 onderprefect en 1914 prefect van de Vaticaansche bibliotheek, 1918 apostolisch visitator en 1919 nuntius in Polen, 1921 aartsbisschop van Milaan en kardinaal. In zijn eerste groote encycliek, Ubi arcano, van 23 Dec. 1922, stelde hij zich tot program Pax Christi in regno Christi. Verbazend en veelomvattend is de werkzaamheid door dezen paus ontwikkeld.

Daar zijn vooreerst zijn magistrale encyclieken, waarvan wij slechts de voornaamste noemen: Quas primas, waarbij het feest van Christus-Koning werd ingesteld (1925); Mens nostra, over het retraitewerk (1929); Divini illius, over de opvoeding (1929); Casti connubii, over het Christelijk huwelijk (1930); Quadragesimo anno, over het sociale vraagstuk (1931); Ad catholici, over het priesterschap (1931); Vigilanti cura, over het film vraagstuk (1936); Divini Redemptoris, over het Com munisme (1937). Daarnaast nog vele honderdtallen van encyclieken, decreten, motu proprio’s, apostolische constituties en breven, homilieën, toespraken tot pelgrims en voor de radio, grootendeels over inwendig kerkelijke aangelegenheden, maar ook over universeele sociale en politieke vraagstukken. Speciaal voor de verdieping van het godsdienstig leven schreef P. drie keer een jubeljaar uit: 1925 het gewone, 1929 bij gelegenheid van zijn gouden priesterfeest, 1933 bij het herdenkingsjaar van Christus’ dood. Opvallend talrijk zijn de door hem verrichte zalig en heiligverklaringen (o.a.

Kleine Theresia, pastoor van Ars, Don Bosco, Petrus Canisius, Bellarminus, Albertus de Groote, Thomas More); omtrent volksonderricht en catechese gaf hij heilzame voorschriften; de → Katholieke actie en het → leekenapostolaat werden door hem vast georganiseerd, evenals de hulpgenootschap pen voor het missiewerk: → Genootschap tot Voortplanting des Geloofs, Sint → Petrus Liefdewerk en → Genootschap van de Kindsheid, die hij in Rome concentreerde en onderling verbond. In 1925 werd in het Vaticaan een wereldmissietentoonstelling gehouden van geheel bijzondere beteekenis; P. bevorderde de opleiding van inheemsche priesters en wijdde in 1926 zes Chineezen tot bisschop. Over de hereeniging met de Oostersche kerken gaf hij twee encyclieken uit (1923 en ’28), en hij verordende de codificatie van het Oostersch kerkelijk recht. Tegenover het eenheidsstreven der niet-Kath.

Christenkerken stelde hij het Kath. standpunt in zijn encycliek van 6 Jan. 1928 vast. Op wetenschappelijk gebied reorganiseerde P. de hoogere kerkel. studies door de belang rijke encycliek Deus scientiarum van 1931, stichtte het Instituut voor Christel. Archeologie, bouwde een nieuwe Gregoriaansche Universiteit, vemieuwde en verrijkte de Vaticaansche bibliotheek en liet in 1936 een belangrijke en welgeslaagde tentoonstelling houden van de Kath. pers. In de politiek bracht hij (1929), bijgestaan door zijn staatssecretaris kard.

Pacelli, de onoplosbaar schijnende Romeinsche Kwestie tot oplossing door het Verdrag van Lateranen ( → Lateraan, kol. 152), misschien het gewichtigste feit uit deze gewichtige regeering. P. sloot elf concordaten en vsch. conventies met allerlei staten, doch moet met smart toezien, hoe ondanks zijn vredelievende pogingen de kerkvervolging in Rusland, Mexico, Duitschland en Spanje blijft aanhouden. Het laat zich aanzien, dat ook dit pontificaat een der belangrijkste uit de Kerkgeschiedenis zal blijken te zijn. Lit. : Fr.

Ritter von Lama, P. XI (21930); Yves de la Brière, L’organisation internat, du monde et la papauté (II 1927, III 1930). Overigens zijn studies en artikelen over den nog levenden paus thans nog zeer verspreid en fragmentarisch. In de Civiltè, Cattolica vindt men wel alle regeeringsdaden van P.

XI bijgehouden.