(Sphingidae), vlinderfamilie, waartoe de grootste soorten van onze streken behooren. Voorvleugels lang gestrekt en krachtig gebouwd, de achtervleugels reiken niet verder dan de helft van het dikke achterlijf.
Sprieten kort. Zuiger of roltong meest sterk, spiraalvormig en zeer lang (soms 15 cm).
De rupsen zijn rolrond, naakt, meest ruw, met een hoorn op den elfden achterlijfsring (vandaar de naam). De p. zuigen voedsel uit de bloemen van kamperfoelie, azalea, zeepkruid, phlox, tabak, nachtorchis e.a., terwijl zij ervoor blijven zweven.
Voorn. soorten: doodshoofdvlinder, avondrood, winde- en ➝ ligusterpijlstaart, wolfsmelkvlinder, oleanderpijlstaart, linde-, populieren-, dennen- en pauwoogpijlstaart. Ook de hommel- en wespvlinders worden hiertoe gerekend, als zeer naverwante soorten. Bernink.