Romeinsch fabeldichter, waarsch. uit den tijd van Tiberius en Caligula; behandelt in poëzie vsch. fabels uit het dierenleven, grappen en anecdoten uit goden-en menschenleven. → Aesopus.
Uitg. : o.a. Speyer (1912); bloemlez. in verband met andere fabellit. : Maur. Schuster (1928).